Gelian is de grootste stad die op Ysaïlon ligt. De stad bestaat uit een laag gelegen deel dat aan de zee ligt en een hoger gelegen gedeelte dat boven een enorme waterval, de Donder­val, aan het grote Meer van Gelian is gebouwd. Waar je ook in Gelian bent, het zachte geruis of het harde gedonder van de water­val is altijd aanwe­zig. En de nevel van de Donderval maakt LaGelian bijna altijd vochtig en vaak kil.

 Lagelian         

Lagelian is de stad aan de voet van de Donderval. Er is in Lagelian een duidelijke driedeling aan te brengen: het relatief welvarende binnenkwartier, het (zeer) verpauperde buitenkwartier en de nieuwe stad, het gedeelte van Gelian buiten de stadsmuren.

Het binnenkwartier van Lagelian ligt aan de voet van de waterval en loopt aan beide zijden van de Ectar naar de zee, naar de Zeehaven en de Oorlogshaven. Dit gedeelte is meestal gehuld in een lichte nevel. De straten zijn hier vrij breed en de huizen hebben vaak meerdere verdiepingen en puntige daken. De gevels zijn versierd met prachtige schil­de­ringen van de meest uiteen­lopende tafere­len. Het is jammer dat de meeste van deze schil­deringen al vrij oud zijn en door weer en wind aange­tast zijn. Vaak is niet meer te zien dan ver­kleurde en geblad­derde afbeel­dingen. Maar als je goed kijkt kun je nog helden, schepen en zeemonsters ontwaren in de verbleekte beschilderingen.

De be­schilderingen op deze huizen zijn vaak in prima staat en de afbeeldingen zijn in de meest mooie kleuren weerge­geven. Langs de hoge puntdaken van de koop­manswoningen lopen prachtige besneden houten randen die in grillige punten eindigen (de Geliaanse gevels).

Donkere haven­kroegen en illustere winkels. In de steeg die bekend staat als de Zwarte Steeg ligt zowel de gelijknamige Kroeg ‘de Zwarte Steeg’ (de bekendste kroeg van Ysaïlon – en niet vanwege het bier), als ook `Huize Quantasa’, een winkel waar de meest vage figuren zich ophouden. Ook zijn er in dit kwartier een verlaten en in onbruik geraakt, riolering-netwerk, nog uit de tijd van Nemeda. Sommige centrale buizen kan men met te paard door rijden. Ook hier verblijven veel vluchtelingen en dievenbendes. Ook zijn hier een tweetal tempels van Ra’zar. En ook hier is een ondergronds gedeelte van de Zwarte Steeg waar winkels, bordelen en kroegen zijn.

De stads­wacht, die door de Saïlon bevolking schertsend voor Vissekop­pen worden uitge­scholden probeert de probeert de criminaliteit nog enigzins in te dammen, maar lijken daar steeds minder in te slagen. Straat­bendes en dievengildes beslech­ten langzamer­hand de strijd om de wet in hun voordeel. Zelfs in de overbevolkte Staatsgevangenis, ooit een fort in de stadsmuur van Gelian, is de vraag wie de baas is: De gevangenenbendes of de stadswacht. De meeste zware criminelen worden dan ook als roeier naar de galeien gestuurd.

Afgelopen jaar is er een legereenheid de Zwarte Steeg ingestuurd en heeft zowel onder- als bovengronds alles uitgekamt. Er zijn veel kruimeldieven naar de gevangenis gestuurd, maar geen enkel crimineel kopstuk is opgepakt tijdens de actie.

De naam Vissenkoppen komt waarschijnlijk door de vorm van de helm van de stadswacht die enigszings op een vis lijkt. De stadwachters van HoGelian, die een wat meer goudkleurige helm hebben worden daarom ‘Goudvissen’ genoemd. Goudvissen hebben soms helmen met vizier. En officier van de stadswacht heeft altijd een vizier – en twee rode veren aan beide zijden van zijn helm om zijn rang aan te geven (charmant…).  

In de Oorlogshaven, die aan het noordelijke Buiten Kwartier grenst, is de invloed van de crimina­li­teit niet voelbaar. Een grote muur en een garnizoen van Saïleense zeesoldaten in een citadel en de barakken van de mariniers zijn hier de reden van. Vanaf de cita­del steekt een enorme strekdam in de zee die de Hoge Zeevloot, die daar voor anker ligt, be­schermt. Op de strek­dam loopt een muur waarop Balis­tae staan die brandende, met sulphur behandelde, pijlen af kunnen schieten. Op het einde van de dam staat een hoge vuur­toren die als baken dient voor inko­mende schepen. Daar staan ook twee recent aangeschafte dondermonden uit de Fuerza.

kriskras straten en steegjes lopen  waar ook kleinere huizen staan. In deze straten proberen de Lagelianers hun slaatje uit de zeevaart te slaan. Dit gedeelte, deel van het Binnenkwartier, van Lagelian wordt het Havenkwartier genoemd. In de meestal nauwe straten van dit kwartier staan winkels van vishandelaren, pekbranders, touwslagers, zeilmakers en timmerlieden, maar er zijn hier ook veel herbergen, taveernes, bierlokalen en bordelen te vinden, die profiteren van de rijkelijk spenderende zeelieden die uit alle streken van Ysaïlon komen.

Aan de andere kant van de Ectar ligt de Zeehaven. In deze haven, waarvan de ingang wordt gedomineerd door het enorme standbeeld van de Twee Koninginnen liggen altijd grote aantallen schepen afge­meerd. Van kleine

vissersboot­jes tot de grote viermas­ters van Robert Merkel, de rijk­ste koopman van Gelian.

De haven wordt begrenst door een brede strook van grote, lelijke pakhuizen en scheepswerven.

De buurt staat niet goed bekend in de stad, omdat de zeelieden weinig gediend zijn van enige wet, behalve de wet van de wind. Na maandenlange zeedienst vergooien veel matrozen in deze wijk hun duurverdiende impers. De meest begeerde producten zijn sterke drank en vrouwen. In de modderige steegjes strompelen aangeschoten zeebonken van bierlokaal naar bordeel of andersom of liggen laveloos te wentelen in hun eigen uitwerpselen. Te wachten tot ze weer helder zijn, te wachten om beroofd te worden, waarna ze weer wanhopig proberen om een baantje te krijgen op een of ander schip.

Natuurlijk zijn er tal van lieden die in het Havenkwartier proberen om geld te verdienen aan deze hopeloze matrozen. Er zijn slaapbazen, die onderdak verlenen tegen schuldbrieven en woekerrente, er zijn de zogenaamde `matrozenmakelaars’ die bemiddelen bij de aanmonstering en er zijn natuurlijk tal van criminele bazen die de stugge, gespierde zeelieden proberen te verleiden om zich in een of ander lucratief avontuur te storten. Of deel uit te maken van een van de tientallen knokploegen die LaGelian rijk is.

vijfentwintig gasten tegelijkertijd in dit Solozhuis kunnen verblijven en dat de Gilden eigenlijk nooit staan te wachten op gezellen van buiten het eigen Gilde en er dus veel gelobby vanuit de Solozgemeenschap moet komen.

De minder gelukkigen, of zeg maar gerust: ongelukkigen, worden opgepakt wegens landloperij en worden te werk gesteld als roeier in de galeien van de Hoge Zee Vloot, tesamen met criminelen. Op die manier probeert de overheid van Gelian haar straten enigsinds nog zwervervrij te houden, hetgeen overigens absoluut niet terug te zien in in het Geliaanse stadsbeeld. Er zijn eenvoudigweg meer landlopers en zwervers dan er galeiroeiers vereist zijn. En criminelen moeten ook een gegarandeerde plek aan boord…

Vlakbij de Zeehaven, eigenlijk vlak achter het Havenkwartier, ligt de Grote Markt, met het Onder-Huis, de Soloz Tempelen natuurlijk het Avonturiersgilde. Het Onder-Huis is een knipoog naar de pracht en praal van Hogelian. Het Huis, waar de gegoede burgerij van Lagelian over staatszaken discusseerd, is door een stenen voetstuk uit de drek getilt.

Een brede trap, gevolgd door een massieve bronzen deur, vormt de entree van dit grote, stenen bouwwerk. De zware, tweeledige deur, geeft toegang tot een binnenplaats, waar omheen de werkvertrekken van de belastinginners, de klerken en de officieren van de wacht liggen.  Onder het vertrek van de belastinginners ligt, achter verzegelde ijzeren kluisdeuren, de belasting van Lagelian. De tempel van Soloz is, evenals het Onder-Huis, een van de mooiste gebouwen van Lagelian. De Grote Witte Koepel, die nog uit de tijd stamt van vóór Jaïcida de Grote, is vanuit de haven al te zien en de gebeeldhouwde muren met afbeeldingen van de Watergod vormen een schril contrast met de modderige straten van de buurt. Een stuk minder imposant, maar niet minder interessant, is het Avonturiersgilde, dat markant in een hoek van de markt is gebouwd. Zoals alle degelijke gebouwen is het fundament opgetrokken uit grote vierkante steenblokken. Het gebouw zelf is een, in Danburgse stijl, opgetrokken vakwerkhuis. De ruime ontvangsthal wordt verlicht en verwarmd door een grote schouw. En de aanwezigheid van Cynthia Mot. Verscheidene troffeëen en schilderijen, waaronder het Solozmaal (Een schilderij waarop de helden staan die in dienst van het gilde bij Soloz zijn gebleven) versieren de muren. De eenbenige Gildemeester Gustav von Damir, die zelf ook per abuis op `Het Solozmaal’ staat afgebeeld, bemiddelt graag tussen lucratieve opdrachten en stervenbereide vrijwilligers. Tussen de verschillende gildeleden loopt nog steeds een weddenschap over hoe precies Damir zijn been verloren heeft. De meesten hebben hun geld gezet op een confrontatie met een Harkaz, maar Gildelid Wulf Albrechtszoon heeft, in het “Vergulden Zwaert” het verhaal verteld dat de Gildemeester in het ijslijke klimaat van de Schaduwbergen zelf zijn eigen been heeft moeten afzetten nadat hij in een ijsspleet beklemd kwam te zitten. Er kwamen zeker ook een Harkazhoorn voor in dat verhaal. De grap die Wulf maakte heeft zal ik niet herhalen, maar Meester von Damir moest er erg om lachen.

De Grote Markt is omgeven door klei­nere plein­tjes en park­en en smalle steegjes. Dit is het stads­gedeelte waar vreem­delingen de betere en betaalbare her­bergen en kroegen kunnen vinden. Dit zou dit stadsgedeelte tot aange­naam maken, ware het niet dat er bijna permanent de stank van oude vis en rottende visnetten hangt. Als men dat voor lief neemt is het verblijf prima. Zeker als je van vis­soep houdt: Aan zowel zout- als zoetwater­vissen is een overvloed en kunnen  goedkoop genuttigd worden.

Verderop, achter de binnenpoort waar geen buitenlandse bezoeker zal komen, ligt het meest verpauperde gedeelte van Gelian: Het Zuiderkwartier, of het Buitenkwartier. Dit stuk van LaGelian is ongelofelijk vuil en vervallen. In de smalle straten, gevuld met drek en modder, spelen geen kinderen maar sterven de zwervers. De uitgemergelde straathonden, die zich overdag verschuilen in leegstaande krotten, vormen ‘s nachts roedels die op verlaatte voorbijgangers jagen en zich voeden aan de overledenen. Niet voor niets worden ‘s nachts de poorten naar het Buitenkwartier zorgvuldig gesloten. In dit gedeelte van de stad, zo mag duidelijk zijn, leven enkel de allerarmste Gelianers. Een goed voorbeeld van het onwaardig bestaan is de Afvalberg: onder aan de Wand ligt de afvalberg van Hogelian. Via een diepe rotsspleet wordt het afval naar beneden gegooid. Deze afvalberg vormt voor de zwervers en daklozen een overlevingskans. Ze leven van de voedselresten en bouwen hun hutten van oude meubels. De Berg wordt dan ook vaak drukker bezocht dan de Grote Markt: het eten is hier gratis. De afvalberg brengt ons tevens bij de meest zuidelijkste weg van de Wand, die verder niets te maken heeft met de misère van het Buitenkwartier. Bij de stadspoort, die het begin van de “Lage Wandweg” markeert, is de stadswacht meestal druk bezig om het gepeupel, met name hopeloze kinderen, van de Wandweg te houden.

De Wand

Het gedeelte van de stad dat tegen de steile Wand aan ligt is een heel bijzonder stukje Gelian. Met smalle torenhoge watervallen en bruggetjes en talloze trappen,  honderden houten hutten, winkels en huizen zijn in de rots uitgehouwen en hangen half over de rand heen. Uitstekende, felbe­schil­derde, gevels en vro­lijk gekleurde deuren en kozijnen geven vooral bij zonsondergang een sprookjesachtige sfeer. Op plateaus en op platte daken, staan bank­jes en er worden kleine mark­ten gehou­den. Bloembakken en beelden, uitgehouwen in de Wand, maken het tot een gewel­dige geheel. Lange touwen en katrollen ver­binden de pla­teaus met elkaar en voor een paar Geliaanse Zilverlin­gen kan de tocht zelfs geheel in een `luchtstoel‘ gemaakt wor­den. Voor de aller­rijksten is er de Wandkoets. Deze verbinding tussen Ho- en Lagelian is een onvergetelijke ervaring. De fel beschilderde koets heeft de wielen aan de zijkant en wordt met dikke kabels langs de vrijwel verticale wand van boven naar beneden gereden.

Herberg “Het Gulden Zwaert” – Middeleeuws Vismenu

Voorgerechten

Vissoep van de Markt

Een rijke bouillon met seizoensvis, uien, prei en kruiden. Geserveerd met vers brood.

Gepekelde Haring met Kruiden

Licht gezouten haring, gerijpt in een kruidenmengsel van peterselie en tijm. Geserveerd met een stuk donker brood en een scheutje azijn.

Hoofdgerechten

Geliaans Vissekoppenpotje

Een voedzame stoofpot van viskoppen, groenten en lokale kruiden, bereid met bier en ingedikt met oud brood.

Gegrilde Forel met Mosterdsaus

Geheel gegrilde forel, ingewreven met een saus van mosterd, peterselie en salie, geserveerd met geroosterd brood en een frisse salade van wilde groenten.

Kabeljauw in Bierbeslag

Vers gevangen kabeljauw, gedompeld in een beslag van lokaal bier en gebakken tot goudbruin. Geserveerd met een puree van wortelen en knolgroenten.

Bijgerechten

Gestoofde Prei en Wortelen

Zacht gestoofde prei en wortelen in boter met een vleugje tijm.

Brood met Kruidenboter

Versgebakken brood, geserveerd met huisgemaakte kruidenboter van salie en peterselie.

Nagerechten

Appelpastei met Honing

Een hartige appelpastei, gezoet met lokale honing en gebakken in een krokante korst.

Gestoofde Peren in Bier

Zacht gestoofde peren, gekookt in donker bier met een vleugje kaneel en kruidnagel.

Dranken

Huisgebrouwen Bier

Licht en donker bier, gebrouwen volgens het oude recept van de herberg.

Kruidenwater

Verfrissend water, gearomatiseerd met munt, tijm en een vleugje citroenmelisse.

Eén van de meest geprezen herbergen op de Wand is herberg `De Gouden Cuendar’. Deze door de dyen Kilamon en Karana Spint (Kilamon is meervoudig kampioen Cuendarwerpen) gedre­ven herberg bevind zich aan de Lange Trap halverwe­ge de Wand tussen Lagelian en Hogelian. Spint, is uitgeroepen als de beste kok in Gelian en zijn herberg is, volgens Taelmar Vuurzoon, meesterkok,

`veruit de gezel­ligste herberg in de streek’.

Hogelian      

Hoe je echter ook langs de Wand naar boven gaat, met postkoets of luchtstoel, uiteinde­lijk komt je aan in Hogelian. Vele monden zijn al in verba­zing open gevallen bij de eerste blik over de rand. Dat is niet verwonderlijk. Hogelian is een prach­tige stad met een eindeloos, hemelsblauw meer op de achter­grond waarlangs een zilverwit strand zich naar beide kanten uitstrekt. Kleine zeilbootjes van de Meervloot met witte zeilen dobberen schijnbaar doelloos op het water. Maar niets is doelloos in Hogelian: Op het meer wordt actief gevist en de handel met de Meerdorpen, Danburg en Grimbergen en de mijnen is groot. En zelfs is er handel met een aantal Kelldrânn handelsposten en dwergensteden verderop in de Tanden van Kromor. Hout, bont, wild, delf­stof­fen, lijm, genees-krach­tige kruiden, huisdieren, humus, noten, vruchten, stenen beel­den, wapens, uitrustingen, touw, zeildoek, vis, veel vis, graan, heel veel graan, en nog veel meer wordt vanuit de dor­pen en de dwergensteden aan de gulzige afnemers van Gelian gevoerd. Hoge palei­zen en torens, pleinen en parken, twee majestueuze witte bruggen met hoge bogen. Op de ene brug zijn aan beide zijde huizen gebouwd, waarin vanuit winkels waren worden verkocht. Midden op deze brug is de brug verbreed in een pleintje en is de `fontein van de regen’ gesitueerd. De andere brug is breder en wordt gebruikt door grote wagens.

Tegenover Nieuwe Prinselijk paleis, op de andere oever, ligt het derde grote gebouw van Hogelian: De Admira­liteit van de Geliaanse marine. Dit eeuwenoude gebouw is een trots en fier bouwwerk dat verheven aan de oevers van de Ectar ligt en wat qua luxe amper voor het Nieuwe Prinselijk paleis onderdoet. Het gebouw ligt op een heuvel, tussen de roze rodondendrons, vlak tegen de wand aan op een eiland in de Ectar aan de kop van de Donderval, en is door grote tuinen met beelden van oude admiraals omgeven. Vanuit hier is een prachtig zicht op Lage­lian en de zee daarachter. Er staan verrekijkers opgesteld bij de bankjes waarmee de trage bewegingen van de sche­pen in de baai precies bezien kunnen worden. In het vroege voorjaar, wanneer de kleurrijke rodondendrons in bloei staan, is de tuin van de admiraliteit zeker zo mooi als de prinselij­ke tuinen. En een zonsondergang met uitzicht op de rode zee is hier onvergete­lijk.  Het gebouw zelf bestaat grotendeels uit hoge gangen en zalen met brede trappen en balkons, die allen in Imperiale stijl zijn opgetrokken: houten vloeren, witgeverfde muren met hoge, smalle ramen en prach­ti­ge houten puntgewelfde plafonds. In gal­mende door kroonluch­ters verlichtte gangen en zalen, waar de houten vloer spie­gelglad gewreven is en waar gesneden houten plafonds de strijd met de zee en de verheven­heid van de god Soloz uitbeel­den, lopen de heren van de admi­raliteit in hun dure, maar simpele zwarte kleding. De klerken, met witte boorden; de bediendes, met witte re­verts en zilveren dienbla­den met de beste wijnen, ciders en koffie-melanges; de kapi­teins en admiraals, met diverse epauletten en medailles; de heren regenten, zonder enige franje. Ze lopen door de lange gangen en de verheven zalen. Lopen langs de talrijke oude scheepsmo­dellen, prachtige wereldkaarten en schit­terende schilderijen die vaak meters breed zijn en de beroemde zeeslagen en schepen van de Geliaan­se marine uitbeel­den. Maar het belangrijkste schilderij is dat van Jaïcida de Grote.

In deze gangen worden de zeezaken be­sproken en in de zalen worden achter gesloten deuren aan lange tafels uren­lange discussies gehou­den. Vanuit dit bolwerk van regenten wordt de Geliaanse marine geleid: Vanuit hier worden de sche­pen uitge­rust, onder­houden, worden de bemannin­gen aangemon­sterd, be­taald en wordt de te volgen strategie van de vloot uitgewerkt. Hier worden de orders voor de nieuwe schepen uitgevaardigd en wordt besloten welke schepen gesloopt of verkocht moeten worden.

De Admiraliteit is het zenuwcentrum van de grote vloot. De admiraal-fiscaal, Joachim Cardin, is het blinkende brein achter alle organistie en heeft door zijn vriendschap met de Raadpensionaris een stevige grip op de buitenlandse politiek van Gelian. De luitenant-admiraal, Marten Stevin Zwanenmars, een oude statige man, is het strategische talent aan de admiraliteit. Stevin Zwanenmars wordt met raad en daad bijgestaan door de intelligente dochter van de Raad­pensiona­ris, de doortastende vice-amiraal Jeldau Julia Cornelisdochter. Jeldau is met haar twintig jonge jaren, en haar krach­tige persoonlijkheid potentieel de mach­tigste persoon in Gelian. Samen met haar vader had ze een huwelijk geregeld met de neef van de toenmalige prins van Gelian: Yvar. Als dochter van de be­langrijkste regent zal ze, voor het eerst in decennia, een  aliantie met de mach­tigste adelsfamilie vormen. Vice-admiraal Jeldau Cornelisdochter was een paar maanden verloofd, voordat de ondertussen prins geworden Yvar vermoord wordt. De schok ging daardoor ook door de marine, waar de jonge prins door zijin alliantie met de regenten populair was. In de toekomst zullen we onge­twijfeld nog veel van Jeldau Julia Cornelisdochter horen.

De andere gebouwen aan de overzijde van de rivier zijn niet minder luxueus, maar hier zijn bijna alle gebouwen nieuw. Dit stadsdeel is in de Grote Brand van 2401 G. bijna volledig in as gelegd. In dit nieuwe gedeelte ligt ook de Meerha­ven, waar de Ge­liaanse Meervisvloot ligt. Ook hier is de visstank aanwe­zig en liggen de visnetten op de kade te drogen.

Het HoGerhuis staat op het plein naast de Soloz tempel. Langs de oever ligt al eeuwen de Muur, die de stad beschermt tegen aanvallen van de Harkaz. De Harkaz hebben zich al jaren niet laten zien. Gevreest wordt dat dit agressieve ras een grootschali­ge aanval aan het voorbereiden is. De Muur loopt over de top van de hoogste berg naar Lageli­an. Op de top van die berg ligt de `Citadel LaKas’ op een rotsklif aan de zuidkant van HoGelian. Vanuit deze citadel heeft men een formi­dabel zich op zowel Hogelian als Lagelian. Vanaf deze positie kan men zien dat de twee stadsdelen werkelijk verschillend zijn, de rijke bovenstad en de levendige bene­denstad, verbonden door trappen langs de Wand. Noem een Lageliaan een Hogeliaan en hij geeft je een ram. Schreeuw: `De Hakaz komen’ en ze rennen zij aan zij naar de stads­mu­ren.

Gezondheidszorg

Gelian staat niet bekend om zijn goede gezondheidszorg. Met name de aandacht voor de kwaliteit van het leven van de arme bewoner van LaGelian laat te wensen over. In LaGelian zijn het de barbier-chirurgijns die zorgdragen voor de tandheelkunde en amputaties terwijl het heksen, kruidendoktors, kwakzalvers, alchemisten en priesters van Gila & Jann zijn die de rest van de medische zorg onder hun hoede nemen. Natuurlijk zijn er ook levenselementaristen en sigillenmagiërs die kunnen helpen, maar die liggen buiten bereik van de meeste LaGelianers – en liggen ook aan de wederkant van de wet… Voor de bewoners van HoGelian is het een stuk beter. Er is het Grote Spa, een Kuuroord en Hospitaal aan de oevers van het Meer van Gelian, net een paar kilometer buiten de stadmuren, dat zorg biedt op allerlei gebieden. Mentaal en fysiek. Verder zijn er een aantal artsen in HoGelian, lid van het Prinselijk Medisch Gilde, die op huisbezoek gaan. De grote adelijke families hebben uiteraard hun eigen artsen in dienst.

In de vloot en in het leger is ook veel ervaring met geneeskunst. En meer en meer wordt aan de frontlinie het belang ingezien van het oplappen van veteranen in plaats van het recruteren van nieuwe groene troepen. De oorlog rond Oudenaerde, Talang en Bossan heeft dit bewezen.

De kleine adelijke familie Merweide, (familiewapen: levensboom met blauwe lover), woonachtig in HoGelian en sinds lange tijd verbonden als sponsor aan het Grote Spa, is vanuit gevoel voor patriottisme in dit gat gesprongen. In Oudenaerde, Ansbach en Talang hebben zij een militair hospitaal geopend om de gewonden ter plekke op te lappen. Ook hebben zij aan de Grote Spa een militaire vleugel toegevoegd voor langdurige revalidatie van oorlogsinvaliden. De broers Martinus enÆlnrik Merweide zijn beide zeer nauw betrokken bij dit project. Martinus als toegewijd arts in de Grote Spa – en vaak op bezoek in de veldhospitaals en Ælnrik Merweide als het financiële meesterbrein achter de logistiek en sponsering van dit project door de grote families, want het project was veel groter dan de schouders van de Merweidens kon dragen – hetgeen hem veel krediet en respect opleverde bij de HoGeliaanse adel. En een bijna faillissement van de familie. Op deze manier is Ælnrik zelfs in contact gekomen met Leanna Gehliaan – een achternicht van de toenmalige prins en sponsor van het Prinselijk Medisch Gilde. Leanna heeft patronage over de familie genomen vanuit

menslievendheid en vauit het algemeen belang voor de ontwikkeling van praktische geneeskunst’.

Het ene leidde tot het ander. Ælnrik en Leanna trouwden – de een boven zijn, de ander onder haar stand. Het is de

solidie reputatie van de altruïstische werken van Merweide’

die die Halbert Gelian heeft doen besluiten zijn zegen aan dit ongewone huwelijk te geven.

Boze tongen fluisteren dat Leanna hexenbloed heeft en dat sigillenmagiërs en levenselementaristen aan de basis staan van het succes van de Merweidens. En dat dit ook de reden is waarom Leanna beneden haar stand uitgehuwelijkt is. Er is echter geen enkel fundament voor deze geruchten. 

Vreemdelingen

In Gelian zijn bijna alleen maar Saïlon. Maar zij zijn niet het enige ras in Gelian. Enkele Dyen hebben zich langs de Wand gevestigd en hebben knusse herbergjes en kroegen inge­richt. De eerder genoemde Kilamon en Karana Spint zijn dus niet de enige dyen in Gelian. De Dyen dragen zonder enige twijfel bij tot de prettige sfeer langs de Wand. De herbergiers zijn meer niet dan wel in Gelian, wamy ze gaan toch wel zeker eens per jaar terug naar Lossan, wat een maandenlange reis is,

`om te kijken hoe de boom erbij staat’.           

Naast de dyen zijn er ook enkele alaya in de stad. Ze werken meestal als bijzonder ge­wilde matrozen op de grote sche­pen. Een aanblik van een alaya is zeldzaam, zeker gedurende de koude winter. Het is dan ook waarschijnlijker dat een bezoeker veel eerder een andere vissekop ziet, die op vriendelijke, maar dwingende manier vraagt, of de reiziger de weg kwijt is en dat hij beter niet naar het Buitenkwartier kan gaan.

Naast de alaya en dyen wonen een handvol dwergen in Gelian. De meeste van hen  wonen in huizen die ingegraven zijn in de Wand. Daar zijn ook twee smederijen, de smederij van Keldrârt en de smederij vqan Thoergan Grimbart.

Ook de ebbon hebben altijd hun duistere blik op Gelian gericht. In het armere gedeelte en bij de Grote Markt worden ze ‘s nachts redelijk vaak gezien. Maar met name zijn ebbon te vinden in het noorderkwartier in en rond de Zwarte Steeg. Huis Quantasa is een ebbon Huis dat meedoet, zij het op afstand, aan de Caeldonese Cin’ta-quen. Veel saïlon in beide Buitenkwartieren hebben schulden bij het Huis en moeten beschermgeld betalen. Het huis fungeert als een patron in het patronage systeem waar veel arme saïlon in terecht zijn gekomen. Dat maakt het Huis een belangrijke machtsfactor in LaGelian omdat zij een groot deel van de allerarmsten kan mobiliseren. 

De meeste Gelianen hebben (hierdoor) een hekel aan de ebbon en Huis Quantasa en ze worden dan ook vrij heftig gediscrimineerd. Nog vorig jaar zijn, door een menigte, vijf ebbon van de Donderval gegooid, waaronder een prominent lid van Huis Quantasa. De ebbon die niet lid zijn van het Huis, bezitten vaak winkels. Vaak zijn het winkels voor kleinnoden, waar ook de meer illegale arti­ke­len, onder de toonbank door, verkregen kunnen wor­den. Zoals  gif, verdovende middelen, magische gebruiksvoorerpen en het bemiddelen in illegale diensten. Een handvol ebbon woont permanent in de Grote Riool.

Godsdienst in Gelian         

Godsdienst in stad Gelian wijkt niet veel af van het algemene beeld in Gelian. Soloz is de Godsdienst van de `Watergod’. Deze abstrakte Godheid wordt aanbeden in twee grote Tempels, een in LaGe­lian en een in HoGelian. Beide aan de pleinen die bekend staan als het marktplein, maar ook wel het Solozplein genoemd worden. Verder is er een groot heiligdom in een enorme koepelvormige grot onder de waterval, de Quer­tram. Onder het gedonder van de waterval wordt gebeden en gemediteerd. De Quertram kan via de wand betreikt worden, maar er is ook een luchtstoel die neergelaten kan worden vanuit de ballustrade op het Admiraliteitseiland.

Soloz staat voor Rust en Vrede, mischien is hierdoor de God vooral bij het normale volk populair.

Naast het officiële geloof in Soloz zijn er ook nog altijd veel Tanneristen in LaGelian. Met name in de arbeidersklasse en bij de Gilden in het Binnenkwartier zijn relatief veel Tanneristen te vinden. 

Ra’zar wordt ook in LaGelian veel aanbeden. Vooral in het Buitenkwartier kent Ra’zar veel aanhangers. In donkere en kleine steegjes zijn er plekjes om een schietgebedje te doen. Het belangrijkste heiligdom van Ra’zar is te vinden in een diepe gang in de Afvalberg, waar de allerarmsten proberen steun en hoop te vinden bij deze zoon van Kromor.

Kromor zelf is vooral populair bij de adel en het leger. Kromor is de zoon van Soloz. Hij was de Hoge Koning van Ysaïlon en hij was het die de eerste prins van Gelian kroonde en hem de Gift van Gelian gaf  Hijzelf voer daarna met duizend sche­pen en een groot leger naar een ver continent en heeft dat, volgens de legenden, ver­overd en is daar God geworden. Kromor staat voor Recht  en Oorlog. Voor vuur en Orde. Het grootste Heiligdom is te vinden op de paleisgronden, waar ook de Hogepriesters van Kromor, Theobello, zijn ambstwoning heeft.

Naast Soloz en Kromor zijn er in Gelian nog twee halfgoden te vinden. Twee goden die nergens anders worden aanbeden dan in Gelian. Maar LaGelian vereert de halfgoden iets anders dan elders. De halfgoden Gila & Jann. Officieel een heidens bijgeloof, symbolisch onderdrukt door de Inquisitie, maar populair bij het Geliaanse volk. Jann, een zoon van Kromor en een Geliaanse vissersdochter (Jara), is de beschermer van de vissers. Hij is de schim die in de ochtendnevel langs de kaden loopt, die bij storm de vissers naar de wal sleept. Gila is de Doodsvrouw. Zij loopt als een lepraleidster door de Geliaanse straten om in haar kielzog de zielen mee te nemen naar de onderwereld. Amuletten om Gila af te weren, botstukjes van onschuldig gestorvenen (Heilbiks), met wie Gila medelijden heeft, worden veelvuldig verhandeld.

Bestuur

Gelian wordt bestuurd door de Prins en de HoGeraad van Gelian. Zij vergaderen in het HoGerhuis. De HoGeraad van Gelian bestaat uit de afgevaardigden van de Geliaanse edelen, een afgevaardigde van de kerk van Soloz en Kromor, drie afgevaardigde uit het LeGeliaanse LaGerhuis en de voorzitters van de verschillende actieve commissies. De Raad wordt officeel voorgezeten door de prins, of in dit geval de Regent. Het HoGerhuis beslist over ‘adelszaken, staatsrecht, buitenlandse betrekkingen en oorlog

In LaGelian is er het LaGerhuis, dat plaats neemt in het Onderhuis. In het LaGerhuis nemen vertegenwoordigers van kooplieden, burgers, gildenwerkers en het hoofd van de stadwacht zitting. De Raadpensionaris is de voorzitter van het LaGerhuis, die de agenda van de Raadzitting bepaald en de inkomende post bespreekt. Hij bepaalt de volgorde van het uitbrengen van de stemmen en draagt de potentiele commissieleden voor. De Raadpensionaris wordt bijgestaan door de Griffier die de genomen besluiten optekend en de resoluties vervaardigd. Een handige  Raadpensionaris kan zo een zware stempel zetten op het Geliaanse besluur. In feite is hij na de prins de belangrijkste persoon van Gelian. Op dit moment worden de ambten van Raadpensionaris en Griffier vervult door respectievelijk Juljaar Ammerick Evertsen en Guido Jesse Kamea. Deze twee nemen ook deel aan de vergaderingen van het HoGerhuis. Het LaGerhuis beslist over ‘handel, financiën, burgerzaken en de veiligheid van LaGelian’

Beide Raden benoemen commissies, die het dagelijks bestuur van Gelian op zich nemen. Er zijn permanente commissies, zoals ‘de permanente commissie van toezicht op de Meerhaven’, ‘de eeuwige commissie voor Vlootzaken’ en de ‘commissie voor Buitenlandse zaken’. Daarnaast zijn er Ad-Hoq commissies die bepaalde spoedeisende zaken onderzoeken en raad geven aan de Raad (deze commissies heten ookwel “Gecommitteerde Raden”). Een goed voorbeeld daarvan is de commissie die onderzoekt of er een belasting hervorming moet komen. Ook vallen er Ad Hoq commissies onder permanente commissies. Een voorbeeld daarvan is een commissie die afgevaardigd is naar Ta’Danor om daar te polsen hoe die stad denkt over een wapenstilstand. Deze commissie wordt geleid door de Commissie voor Buitenlandse zaken.

Elke commissie heeft een voorzitter of president. Hoe belangrijker de commissie, des te belangrijker de functie is. De Raadpensionaris is dus de hoogste Geliaanse voorzitter/president.

Het bestuur over de landerijen valt geheel onder de adel. Aangezien bijna alle landerijen in handen van de adel zijn.

Het stadbestuur, de Permanente Commissies zijn meestal in handen van de regenten. Uitzonderingen daarop zijn de leden van de commissies van buitenlandse zaken en van oorlog. En het secreet besoigne. Deze commissies bestaan voor het leeuwendeel uit edelen.

In het Geliaanse bestuur is een spanning tussen de edelen en de regenten. De regenten zijn over het algemeen niet-adelijk, erg rijk en hangen de god Soloz aan. Ze kleden zich voornamelijk in het zwart en proberen zoveel mogelijk functies permanent te maken. De regenten streven naar een grote vloot en bescherming van de handel. De belasting op de handel maakt immers de oorlog mogelijk.

De edelen zijn ook rijk. Daar houdt de grote vergelijking wel mee op. De edelen hebben over het algemeen forse landerijen buiten de stad en hebben grote paleizen binnen de muren van HoGelian. Hun kapitaal is afkomstig van het land en zij willen het land ook beschermen door middel van een groot leger. Het leger beschermt immers de gebieden en zorgt ervoor dat er uberhaupt iets te verhandelen is. De edelen kleden zich over het algemeen duur en opzichtig en hangen de god Kromor aan. Ze bemoeien zich niet zo sterk met het administratieve bestuur van de stad. Dat is ‘beneden hun stand’.

Het mag duidelijk zijn dat er een behoorlijke spanning heerst tussen de beide elites. Ze hebben elkaar hoe dan ook hard nodig.