
Hertogdom Dan- en Meerbergen (soms ook Hertogdom Meeroever genoemd) wordt gevormd door de brede kuststrook aan de zuid-oostoever van het Meer van Gelian (Meeroever), de Meerbergen, de Danbergen en de zuidelijke Tanden van Kromor. Het hertogdom grenst aan Danbrug, aan Grimbergen en aan de Wilde Landen. Lodewijk II is de hertog van Meeroever. Zijn zoon Harald van Meerbergen staat in de wachtrij om de nieuwe prins van Gelian te worden.

De kuststrook is vruchtbaar en breed. Op de beboste Zuidoever bevindt zich de oude verlaten ruïnestad Meerval – waar nu vogelvrijen en bannelingen wonen. Hoewel de Kroon dit gebied beschouwd als onderdeel van Hertogdom Stierbergen, betwist de Hertog van Meerbergen dit gebied al generaties.
De Meeroever wordt al meer dan tweeduizend jaar lang verbouwd door Geliaanse boeren en het gehele gebied ademt een sfeer van een diepgewortelde cultuur uit. Door een lange en redelijk vreedzame geschiedenis staan de oude burcht, kastelen en stenen dorpshuizen van Veire en Groenendal nog in antieke sfeer overeind. Groenendal heeft zelfs een badhuis die voor Nameda als buitenverblijf gebouwd werd.
Het pad aan de Meeroever wordt door de lokale bevolking veel gebruikt en, hoewel ooit bestraat, nu een stevig karrenspoor. Waar het land aan de meeroever niet in cultuur is gebracht, groeien naaldbomen en woudvegetatie als Geelmos, Vrijheidsvaren, Anderbesstruik, Droogbloed, Felsmos, Rode Heester en Wildschulp. In de bossen zitten veel Beren; Lynxen en Wilde Zwijnen. Maar ook komen er leeuwen, ber’kaz, har’kaz en var’kaz voor. Bosolifanten en Mastodonten waren vroeger talrijk, maar zijn zo goed als uitgestorven, hoewel een eenzame reiziger ze nog wel eens tegenkomt.
In het Noorden, in de bossen rond Veire, komen ook Geliaanse Bizons voor, die dol zijn op varens, boomschors en eikels. In de bossen rond Veira leven ook relatief veel Shlaagh.
De Meerbergen zijn iets kouder dan de Danbergen. Beide zijn oude bergketens die bestaan uit hoge bergen, die in de loop van de tijd hun scherpe kantjes en randen zijn kwijtgeraakt. De hoger gelegen dalen en bergpassen zijn ’s zomers ook door sneeuw bedekt, maar de lagere gedeeltes van de bergen zijn zowel ’s zomers als zelfs ook ’s winters redelijk goed begaanbaar. De westelijke uitlopers van de bergen zijn afgesleten met brede beboste dalen en doorkruist met honderden beekjes en rivieren. Waar de naaldbomen wijken op de hoger gelegen plaatsen, worden ze vervangen door gras en mosrijke berghellingen. De hoogste toppen liggen in de Danbergen en zijn een grove 4500 meter hoog. Dunsterbirg, Merkes en Stroesnig zijn de bekende mijnwerkersdorpen van de Danbergen. Dunsterbirg is de grootste van de drieen staat bekend om de Soloztempel met de blauwe koepel die groter is dan je in een bergdorp zou verwachten. Het dorp heeft een stevige palisade en een klein kasteel – dat in ieder geval de Heer van het gebied moet beschermen tegen de talrijke Chaota aanvallen.

Verder is alleen het Danpad belangrijk. Een pad dat over de hoge passen naar Danburg leidt, met het kleine fort Danwacht dat de pas bewaakt.
Chalchan, Sulpherblad, Enzian en Droogbloed komen geregeld voor in de bergen, waar men uit moet kijken voor har’kaz, cha’raki, orks en met name de chaotastammen. Want in dit gebied komen zowel de stammen van de Kaota, de Malarkh als de Berkrath voor. En de stammen testen voortdurend de verdedigingsbereidheid van de Gelianers.
Het Hertogdom is een conservatief en oud gedeelte van Gelian. Tradities, normen en waarden zijn puur Geliaans. Het gebied wordt vaak als kerngebied van de echte Geliaanse cultuur gezien. De inwoners hechten veel waarde aan hun sociale status en de dorpsgemeenschappen zijn hecht. Adel is in dit gebied belangrijk en de verschillen tussen de standen levensgroot. Ook speelt religie nog een dominante rol in de levens van de bewoners van dit hertogdom, dat met wantrouwen alles bekijken wat van buiten komt.