Hertogdom Panva omvat de brede Kust­strook aan de zuidkant van de Baai van Gelian, bekend in de volksmond als de Zuidkust. Deze kust is de graanschuur van de Baai, want hoewel er op de Meeroever nog vruchtbaardere gronden liggen, is de Zuidkust bijna volledig in cultuur gebracht. Tenminste een smalle strook van een paar kilometer langs het lange kustpad dat de bijna achthondervijftig kilometer tussen Gelian en Panva overbrugt en langs de steden Indal en Neder-Indal loopt. De weg komt langs kleine dorpjes, waarvan alleen het kleine Ringwal, met een karakteristieke ringwalburcht op een heuveltop, de moeite van het noemen waard is. Het Kustpad loopt vervolgens nog duizend kilometer verder langs het Lange Fjord door naar Besten en Veerne – waar het stopt. Deze laatste weg is vanaf de afslag naar Winmar – functioneel onderdeel van hertogdom Panva niet meer begaanbaar voor karren en wordt een voetpad. De weg naar Winmar, met haar belangrijke ijzermijn, is beter onderhouden. Hier rijden bijna wekelijks konvooien met karren en wagens over. Tenminste,… dat was het geval voordat de oorlog begon en Winmar overspoeld werd door Chaota en de stad Panva zelf werd belegerd.

De kleine hertogelijke hoofdstad, Panva, is hoogop de kliffen gelegen. De stad is goed gefortificeerd, hetgeen ervoor gezorgd heeft dat de stad niet gevallen is onder de recente aanvallen, die tijdelijk afgeslagen zijn.

Panva staat bekend in Ysaïlon als een kapersstad en een smokkelstad waar illegale handel wordt bedreven en buitgemaakte goederen met toegeknepen oog van de prins en de regenten worden verkocht. Ook goederen van Tigeense piraten en hun tussenhandelaren uit de Fuerza.

Hoewel in het verleden zowel een kleine vloot van Corpenneese huurlingen (ingehuurd door het Concordaat) en ook de Caeldonezen hebben geprobeerd om de stadsmuren te slechten, staat de kaperstad nog altijd fier op haar zwarte rotsen.            

De stad staat bekend om het Roversnest, een oude vervallen burcht op het Klifhoofd, en één van de oudste magiërsgildes van het Continent: Het Houtsnijdersgilde van Panva.

De kuststrook die vanaf Panva naar Gelian loopt is ongeveer 850 km lang en loopt langs de marinestad Indal en Neder-Indal waar agrarische nijverheid de streek welvarend heeft gemaakt. Het achterland van Neder-Indal, de (berg)dorpen en  Hanbrugge en Smalvoorde, zijn door de toegenomen welvaart ook gegroeid, en hebben beide hun bestaan te danken als laatste veilige plek voor reizigers op weg naar Steirbrugge.  

Naast een bescheiden, maar groeiend agrarisch bedrijf is er de omvangrijke bevoorrading van de Geliaanse marine die vanuit deze streek bevoorraad wordt. Door de altijd aanhoudende vraag naar hout zijn grote delen van de kust reeds leeggekapt en de ‘kale’ kuststrook breidt zich langzamerhand uit landinwaarts. Om kaalslag te voorkomen zijn er plantages aangelegd door Geliaanse kooplui. Bomen worden steeds zorgvuldiger uitgezocht en sommige eiken worden in een bepaalde vorm gegroeid. Helaas is dit beleid maar ten dele succesvol omdat er veel illegale kap is.

De stad Panva kent een aantal beroemde kaperskapiteins die grote politieke en militaire macht in het hertogdom hebben.. Dat is ook niet erg verwonderlijk want de stad Panva zelf drijft op haar kleine, maar actieve Kapersvloot die het hele jaar rond de verre kusten van Ysaïlon afschuimen – en een geduchte reputatie hebben. Kaperman Jan Albriks is daar de bekenste van. Maar alle Kaperkapiteins, de Kapermannen, hebben dure huizen en vaak grote verzamelingen van geroofde schatten. Maar de Kapersmannen, hoe invloedrijk ook, zijn veel in ‘den Verre’ en weinig in de stad zelf. En Panva zelf is eerder een uitzondering in het Hertogdom, dat verder in de regel Geliaans is in doen en laten.

Verder bestaat de bewoning van de kuststrook uit boeren en arbeiders.

Door de tolerante politiek van Hertog Marcus IV van Panva, door de hertog van Kroonheuvel laatdunkend ‘de enige piraat met een hertogdom’ genoemd, zijn er de afgelopen decennia verschillende en (religieuze) vluchtelingen dorpen verschenen in het hertogdom.